Hoi allemaal, daar ben ik weer. Wij zijn als wedstrijdjudoka’s ook buiten wedstrijden om constant aan het kijken wat iemand kan wat de ander niet kan. Of we kijken waar iemand het beste in is, zoals bijvoorbeeld het opdrukken of het zogenaamde ‘stofzuigeren’. Dit lijkt een beetje op het al roeiend opdrukken en dat is best wel zwaar. Ik ben daar wel aardig goed in en als we van John dit moeten doen, dan mag ik ook meestal gaan tellen en het tempo aangeven.
Ik loop soms anderen zoals Simon wel eens te dollen als ik zeg tijdens het opdrukken of ‘stofzuigeren’ : “Nou, ik kan best nog wel een aantal serietjes doen!” Hij roept dan natuurlijk altijd verschrikt: “Doe ‘es effe normaal, jôh!” Natuurlijk ben ik ook wel moe, maar dat laat ik niet merken. We moeten de laatste tijd tijdens de training van John ook veel bruggen en hoofdsteunen maken om onze nekspieren te trainen. Na verloop van tijd worden onze nekspieren sterker en kunnen we steeds beter de verwurgingen weerstaan.
Ook dat wordt langzamerhand een wedstrijd wie het beste een verwurging kan volhouden. Op een gegeven moment heb ik een keer een judoband om m’n nek gebonden en het andere eind om een klimrek heengeslagen waarbij ik mezelf aan m’n nek omhoog kon trekken (niet zelf proberen hoor!). Ed heeft meestal andere, van die typische turnoefeningen die we ook proberen, maar die zijn best moeilijk. Op een gegeven moment gingen we proberen of we ook staande de flikflak konden maken. Desmond is daar al behoorlijk goed in. Meestal gaan we dat na de les proberen met hulp van de dikke mat, want we hebben geen echte turnhulpmiddelen. Ik ben er maar mee gestopt toen ik pas toch wel akelig op m’n hoofd viel en m’n nek een beetje dubbel klapte. Gelukkig heb ik er geen blessure aan overgehouden.
Inmiddels is me al wel gelukt om op m’n handen te lopen. In die vechtfilms zie je heel vaak dat ze, als ze op hun rug liggen, zo in één keer opspringen. Da’s toch wel een gaaf gezicht. Dus we hebben hard geoefend en ik kan het nu eindelijk zelf zonder handen. Ik heb het laatst zelfs een keer tijdens een wedstrijd gedaan. Gelukkig won ik die wedstrijd, want anders ga je wel af, vind ik: sta je daar een beetje ‘cool’ te wezen en dan verlies je. Dus ik doe het maar niet meer. Nou, ik ga weer verder met oefenen, want ik wil nog wat beter op m’n handen kunnen lopen.
Nou, ik zou zeggen: tot de volgende keer!
(Waargebeurde verhalen uit een grijs verleden van een senior judoka; gepubliceerd in het clubblad KIAI van JudoVianen in 2003)