Hoi allemaal, daar ben ik weer. Hebben jullie dat ook vaak, als ze je vragen wat je voor hobby’s hebt en je zegt dat je aan judo doet: ‘Laat ‘es wat zien!’. Of: ‘Jôh, karate is veel beter’.
En daar ga ik weer om te vertellen dat ik niet aan judo doe omdat ik graag wil vechten, maar gewoon om de sport. Maar natuurlijk, ook ik heb laatst een keer gevochten. Eigenlijk was het geen vechten, maar meer stoeien, want er was niet direct ruzie.
Het was op school en wij hebben een jongen in de klas die enorm lang is. Ik ben daar maar een ukkie bij. Op een gegeven moment liep iedereen een beetje te dollen met een natte spons door ermee te gooien. De leraar was er nog niet, want de les moest nog beginnen. Opeens komt die lange klasgenoot op mij af om de natte spons in m’n nek te duwen. Ik kon geen kant op, want ik stond achterin de klas. Eigenlijk kon ik er niets aan doen; het ging allemaal zo snel en zonder dat ik erbij nadacht. Hij kwam op een gegeven moment met die spons in z’n hand naar voren, dreigend op mij afgestapt. In een snelle beweging pakte ik z’n arm met de spons erin en maakte een snelle schouderworp. Hij donderderde tussen de stoelen en automatisch ging ik door op de grond en hield hem direct onder controle. Ik dacht pas na toen hij rustig zei: ‘Maar het is maar een dolletje’.
Op dat moment schrok ik eigenlijk: wat had ik gedaan? Hij had wel verkeerd kunnen vallen en dat was het totaal niet waard. Daarna kwam de leraar binnen. De leraar merkte dat er wat was gebeurd, want een paar klasgenoten waren onder de indruk dat iemand zo door de lucht kon vliegen en zeiden tegen mij: ‘Hee, laat nog eens zien!’. Ik begon maar een beetje schaapachtig te lachen. Het enige voordeel wat ik eraan had, was dat ze me nu misschien met andere ogen gingen bekijken. Ik dacht alleen maar: ‘Gelukkig is er niks verkeerd gegaan’.
Inmiddels werk ik nu en ook nu weten de collega’s dat ik aan judo doe. Als de gelegenheid zich voordoet, heb je soms wel eens de neiging om een beetje te stoeien, maar ik durf het niet. Toch bang dat er ongelukken gebeuren. Tot enige tijd geleden, toen er een ettertje van een stageloper was, die elke keer zat te klieren. Toen we buiten op een bouwplaats liepen, sprong hij in één keer van achteren op m’n nek. Doordat er vóór mij een berg zand lag, besliste ik in een reflex dat er weinig verkeerds kon gebeuren en draaide in een snelle beweging m’n schouderworp in. Met z’n benen hoog in de lucht belandde hij in het zand. ‘t Was gelijk afgelopen met het klieren. M’n leidinggevende had zoiets nog nooit van dichtbij gezien en hield er maar niet over op. Dat stoeien blijft gewoon een leuk spelletje, áls er maar niets gebeurt. Want toen ik klein was, heb ik wel eens iemand hard op de straat laten vallen en dat is heel, heel hard!
Nou, ik zou zeggen: tot de volgende keer!
(Waargebeurde verhalen uit een grijs verleden van een senior judoka; gepubliceerd in het clubblad KIAI van JudoVianen in 2004)